Dennen behoren tot de meest voorkomende bomen in inheemse naaldbossen. Dankzij hun bewonderenswaardige vermogen om zich aan te passen aan de klimatologische omstandigheden, zijn ze wijdverspreid over het noordelijk halfrond – zelfs in de meest oneconomische regio’s. Hun hout wordt zeer gewaardeerd in de bosbouw en de industrie. Tuinders genieten ook al heel lang van de teelt. Doorslaggevend voor particulier gebruik zijn de talrijke variëteiten en groeivormen waarin de den voorkomt. Hieronder leer je eerst de algemene kenmerken kennen die elk type dennenboom kenmerken.
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een dennenboom?
De den (Pinus) is een naaldboom die voorkomt op het noordelijk halfrond, tot 40 meter hoog wordt en ongeveer 700 jaar oud kan worden. Ze worden gekenmerkt door stabiele, snelle groei, puntige kegels, dunne groene of blauwe naalden en hoge weerstand tegen ongedierte.
Algemeen
- Duitse naam: Kiefer
- Latijnse naam: Pinus
- Boomfamilie: coniferen (zelden ook heesters)
- Aantal soorten: ca. 111
- Haalbare leeftijd: 700 jaar
- Geslacht: eenhuizig
Externe uiterlijkkenmerken
Groeigewoonte
- maximale hoogte: 40 m
- Stamgroei: monopodiaal (continu van wortel tot kroon met takken, die verschillen in lange en korte scheuten)
- extreem stabiele groei
- snelle groei
Fruit- en naaldjurk
- puntige kegels met daarin de zaden en het stuifmeel
- Lengte van de kegels: varieert van 2-60 cm
- Kegels zijn aanvankelijk groen en worden vervolgens bruin
- alleen open als de lucht droog is
- Zaden hebben kleine vleugels waarmee ze een afstand van 2 km kunnen afleggen
- Zaadvrijgave: in het voorjaar, pas in het tweede jaar
- Bloeitijd: in mei
- Groei van de kegels: aanvankelijk rechtopstaand, hangend of uitpuilend als ze rijp zijn
- Kleur van de naalden: groen of blauw
- Vorm van de naalden: dun, verschillende lengtes
- Naalden blijven soms wel 30 jaar aan de boom
- Naalden groeien in een basis (twee tot acht, afhankelijk van de dennensoort)
- Lengte van de zaden: 2,5-50 cm
- Dikte van de zaden: 0,5-2,5 cm
Voorvallen
Verspreiding
- op het noordelijk halfrond
- in koele, vochtige klimaten
- zelden te vinden in de tropen of subtropen
- de meest voorkomende naaldboom in de Duitse bossen
Bodemvereisten
- zeer efficiënt aan de grond aanpassen
- zeer weinig veeleisend
- geeft de voorkeur aan zandgronden
Veelvoorkomende ziekten en plagen
- hoge weerstand tegen bijna alle houtetende plagen
- Toch zijn er talloze ziekten bekend:
- Blauwheid (houtverkleuring)
- Pijnboomschors blaar roest (schimmel)
- Strobe Roest
- Witte sneeuwschimmel
- Zwarte sneeuwschimmel
Andere speciale kenmerken
Gebruik
- zeer belangrijk voor de bosbouw
- als hout (binnen- en buitenconstructie, meubels)
- voor de productie van spaanplaat
- als brandhout
- Gevelbekleding
- Deuren, ramen, daken
- Speelgoed
- in tuinieren en landschapsarchitectuur
- in het verkeer
- voor hars- en pekextractie (als lichtbron)
- Voedselleverancier (bijvoorbeeld pijnboompitten)
Betekenis en mythologie
- erg belangrijk, vooral in China, Japan en Korea
- Geassocieerd met een lange levensduur en stabiliteit (vanwege ouderdom)
- tweenaaldspijnboom vertegenwoordigt geluk in het huwelijk